Na een winter met veel grijs en somber weer was maart 2022 een bijzonder zonnige maand. Tijd om er weer eens lekker op uit te trekken.
Het was niet alleen erg zonnig, er viel ook amper een druppel regen, zodat het er aan het eind van de maand al behoorlijk droog was in de natuur. Maar maart is ook een maand waarin je in de loop van de maand steeds meer vogels terug ziet keren van hun overwinteringsplaats in het zuiden. De pimpelmees is er natuurlijk het hele jaar, maar deze vogeltjes zijn wel heel actief in het vroege voorjaar. Een van de pimpelmezen had een opvallend geel snoetje. Dat zie je normaal alleen bij jonge meesjes, maar dat zou wel erg vroeg in het jaar zijn.
Net als de pimpelmees is ook de koolmees het hele jaar in het land.
Boven dit kale stuk van de polder cirkelde een buizerd hoog in de lucht.
Halverwege maart kwam ik de eerste nijlganzen met kuikens tegen in 2022. Ze hadden op de foto hieronder acht kuikens. Een week later waren er nog zeven kuikens over waarvan er één kreupel was.
De ooievaars zijn meestal als een van de eersten terug van hun winterse reis naar Afrika. Ze nemen meteen weer de vaste nesten in bezit. Hun geklepper is van ver te horen.
In de buurt van de Bisonbaai zat deze boomklever tegen een boom. Er lagen hier veel takken die een paar weken eerder van de bomen waren afgebroken tijdens de februaristormen.
De graspiepers zijn ook weer terug. Na maanden afwezigheid zijn ze er plotseling weer allemaal. Ze doen weinig moeite om zich te verbergen. Vaak zitten ze bovenop struiken.
De bomen beginnen eind maart al een beetje groen te worden. Het voordeel van die nog tamelijk kale bomen is dat je de vogeltjes beter ziet zitten.
Een piepklein vogeltje als de tjiftjaf, die meestal hoog in de bomen zit, is vrijwel niet meer te zien als de bomen in het blad zitten. Ze zijn wel overal te horen met hun kenmerkende geluid. Het lijkt erop dat ze voortdurend hun eigen naam roepen, maar je hebt wel een beetje fantasie nodig om dat te horen. Bovendien lijken ze hun naam in andere landen anders uit te spreken. In het Duits noemen ze zichzelf zilpzalp, in het Engels chiffchaff en in het Fins tiltaltti.
Een ander vogeltje dat weer terug is in het rivierengebied is de roodborsttapuit. In de gebieden waar ik meestal ga wandelen is dit een van de meest voorkomende vogeltjes.
Rond het water is er ook altijd van alles te vinden. In de Oude Waal zwemmen altijd meerdere eendensoorten. Langs het water zijn ook vogels als de scholekster en de tureluur te vinden.
De zomertaling zie je niet zo heel vaak in de Oude Waal, maar hieronder is er weer eens één gespot. Er zwom ook een vrouwtje bij.
De wintertaling is veel vaker in de Oude Waal en andere plassen in de buurt te vinden. Doordat ze zo klein zijn is het soms moeilijk om ze te herkennen.
Slobeenden zitten er vaak en veel in de Oude Waal. Ze zijn herkenbaar aan hun grote snavel waarmee ze door het water ploegen om naar voedsel te zoeken. Ze zitten vaak met hun kop onder water.
Kuifeenden kun je hier het hele jaar aantreffen. Op de foto hieronder is de kuif van het mannetje duidelijk zichtbaar.
Hoewel de naam iets anders suggereert is de bergeend vooral veel in de kustgebieden te vinden, maar ook hier wat verder in het binnenland kun je ze tegenkomen. De naam heeft overigens niets met de bergen te maken, ze heten zo omdat ze hun eieren verbergen in konijnenholen. De grote knobbel op de snavel van de bergeend hieronder geeft aan dat het een mannetje is.
In maart keren de tureluurs terug uit Afrika, hoewel er ook vogels zijn die het hele jaar in Nederland blijven. Dit was mijn eerste tureluur van dit jaar.
In hetzelfde gebied waar ik de tureluur aantrof zag ik diezelfde middag ook de eerste kleine plevieren van dit jaar. Het waren er drie en eentje kwam behoorlijk dicht bij de camera zitten.
De hele winter heeft een grote groep zilverreigers in de Ooijpolder gezeten. De laatste weken zie je ze wat minder, maar eind maart stond er toch weer eentje voor mijn camera.
De smient is vooral in de winter in Nederland te vinden. Zowel in de Ooijpolder als in het water bij Veur-Lent zitten vaak hele groepen van deze mooie eenden. Ze broeden nauwelijks in Nederland, daarvoor gaan ze naar het noorden van Europa en Azië.
Een drietal futen zat elkaar het leven zuur te maken door steeds een soortgenoot te verjagen. Een interessant schouwspel om te bekijken.
Vlakbij deze boerderij zit een ooievaarsnest. Het zit een beetje verborgen, maar zolang er niet teveel bladeren aan de bomen zitten is het goed te zien vanaf de weg.
Er waren ook alweer de nodige vlinders te zien tijdens deze eerste dagen met echt voorjaarsweer. De eerste vlinder die ik op de foto vastlegde was een gehakkelde aurelia. Dagpauwogen vlogen alweer in vrij grote aantallen rond.
De witte kwikstaarten keren al vroeg terug in het land. op de foto hieronder is een rouwkwikstaart te zien. Die is op de rug wat donkerder dan de gewone witte kwikstaart. De rouwkwikstaart is vooral in de kustgebieden te zien, maar zo nu en dan zit er ook een wat dieper in het binnenland. De rouwkwikstaart wordt als een ondersoort van de gewone witte kwikstaart beschouwd.
Op een plek waar verleden jaar een grote groep kneuen was te vinden trof ik eind maart weer de eerste kneu van dit jaar aan, een vrouwtje.
Een zilverreiger had een flinke prooi te pakken. Het kostte duidelijk moeite om het beest te verorberen. Uiteindelijk vloog de reiger weg met de prooi in de snavel.
Maart was dit jaar een fotogenieke maand met de vele uren zonlicht.
Met dit heldere weer kun je aan het eind van de dag mooie foto's van de maan maken waarop de kraters duidelijk zichtbaar zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten