Het is inmiddels bijna een jaar geleden dat ik mijn eerste coronawandeling in het Rijk van Nijmegen beschreef. Inmiddels kondigt een nieuwe lente zich aan en zijn de dagelijkse uitstapjes nog steeds beperkt tot de eigen regio.
Een eerste aankondiging van de nieuwe lente was op zaterdag 13 maart, een gure koude dag met winterse buien. Maar op de nestpaal aan de Bemmelse dijk zag ik voor het eerst dit jaar de ooievaars die hier al jaren broeden.
Op dezelfde plek zat een paar weken later een vlaamse gaai met zijn eigen veren te pronken.
Al heel vroeg in het seizoen kwam ik deze luidruchtige zanglijster tegen. De vogel zat hoog in een boom te zingen en trok zich niets aan van de fotograaf die beneden stond.
Aan het eind van een middagwandeling zat deze winterkoning in het zonnetje. De dagen worden duidelijk langer en soms ook warmer.
In de nog vrijwel bladerloze bomen zijn de vogels nog makkelijk te zien. Zoals de tjiftjafs die alweer in grote getalen aanwezig zijn.
Nog kleiner dan de tjiftjaf zijn de vuurgoudhaan en de goudhaan. De allerkleinste Europese vogeltjes heb ik allebei op de gevoelige plaat kunnen vastleggen in de Nijmeegse stadsparken. Dat is vrij lastig omdat ze geen drie seconden stilzitten. Van kop tot staart zijn ze nog geen 9 cm lang en ze wegen net iets meer dan een suikerklontje.
Leuk, maar wat lastig te fotograferen omdat ze voortdurend tussen de takken bewegen is de mooie staartmees. In het Goffertpark is het een keer redelijk goed gelukt.
Waar veel vogels duizenden kilometers vliegen om van broedplaats naar overwinteringsadres te vliegen blijft de boomklever meestal zijn hele leven binnen een gebied van slechts enkele kilometers. De boomklever hieronder 'woont' in het Valkhofpark. De boomklever loopt omhoog en omlaag langs de stammen op zoek naar voedsel.
Voor het spotten van een roodborst hoef je meestal niet veel moeite te doen. Bij de meeste vogels zijn het de mannetjes die je hoort zingen. De roodborst is een van de weinige soorten waar de vrouwtjes luidkeels meezingen.
Bij een kleine vijver in het Goffertpark zaten een heleboel vogels om een bad te nemen. Op een van de foto's is te zien hoe klein de pimpelmees is vergeleken met de toch ook vrij kleine vink.
De boomkruiper maakt net als de boomklever geen verre reizen. Ze kruipen omhoog langs boonstammen op zoek naar insecten. In vrijwel elk park kun je ze zien klimmen.
Een paar pimpelmezen hebben het plan opgevat om hun jongen groot te brengen in een boomholte op het eiland Veur-Lent.
Vlakbij dit nest waren deze wilgenkatjes een voorbode van de nieuwe lente.
Tijdens een van mijn wandelingen stond ik bij een boom een paar matkoppen te observeren toen ik werd aangesproken door een ouder echtpaar. Ze hadden onenigheid over de stront die op straat lag. Was dat van de runderen of van de paarden die hier rondlopen? Ik ben geen specialist op dit gebied, maar het was toch duidelijk dat dit van de paarden was. De man keek vervolgens zo triomfantelijk naar zijn vrouw dat ik bijna spijt kreeg van mijn eerlijke antwoord. Ik zal mijn gelijk niet aantonen met een foto van het gespreksonderwerp.
In de winter zie je ze nauwelijks, maar de roodborsttapuit is al vroeg terug in het land. In de gebieden rond Nijmegen is dit een talrijke verschijning.
Bij de Vlietberg zat deze grote bonte specht op ooghoogte tegen een klein boompje. Een mooi moment voor een foto.Aan de rode vlek op het achterhoofd kun je zien dat het een mannetje is.
Na de hevige kou begin februari is een groepje grote zaagbekken neergestreken in Veur-Lent aan de kant van de Waal. Ze zijn er ruim een maand gebleven ondanks alle drukte in dit gebied. De mannetjes en vrouwtjes zien er totaal verschillend uit. De vrouwtjes hebben een opvallende bruine kuif.
Bij Oosterhout was een grote groep wulpen bij elkaar gekomen langs de Waal. Ze stonden tussen de grauwe ganzen.
In de waterpartijen in de Ooijpolder zijn veel watervogels te vinden. In deze periode zit er een grote groep wintertalingen. Deze kleine eendjes zijn nogal schuw, maar op een rustige dag zitten ze vaak goed in het zicht.
Tijdens de warme dagen aan het eind van maart zwommen er ook een aantal zomertalingen in de Oude waal. Net als bij de wintertaling zijn de vrouwtjes onopvallend bruin van kleur.
Deze pijlstaartvrouw weerspiegelt mooi in het water.
Op een andere plek zaten een paar krakeenden achter elkaar aan. Deze wat minder opvallende soort is veel te zien in de Ooijpolder.
Een groep van tientallen smienten bivakkeerde een aantal weken in het water aan de oostkant van het dijkje tussen Veur-Lent en Lent. Ze zijn nogal schuw en gaan er al vandoor als ze in de verte iemand zien lopen. Maar als je een tijdje rustig gaat zitten dan komen ze wel weer tevoorschijn.
De vroege lente is een mooie periode om de baltsende futen te zien. Bij deze twee hangt er duidelijk liefde in de lucht.
Je ziet ze vaak een duik nemen in het koude water. Soms hebben ze geluk en levert dat een maaltje op.
De tijd van het plunderen van de eerste kievitseieren ligt achter ons. Rond de Oude Waal zijn vaak kieviten te vinden. In het najaar zat er een enorme groep, nu zijn het er minder. In het zonnetje zijn de kleuren van deze vogel het beste te zien.
In de buurt van het water, inderdaad vaak tussen het riet, zie je rietgorzen zitten. Het voorjaar is de beste tijd om deze vogels te zien. Ze behoren tot de grote groep van KBV'tjes, Kleine Bruine Vogeltjes.
In de polder heb ik de afgelopen weken nog meer van dat kleine grut aangetroffen. De graspieper, heggenmus, de kneu en de witte en de grote gele kwikstaart.
Geleidelijk staat er steeds meer in bloei en krijgt het landschap weer wat meer kleur.
Tijdens de eerste warme lentedagen in maart vlogen er ook weer vlinders door de polder. Op diverse plaatsen zag ik een dagpauwoog. Maar er vlogen ook al andere vlinders, zoals het klein koolwitje van de foto.